‘Wij, alawieten, hebben niemand die ons vertegenwoordigt in het nieuwe Syrië’

Reportage

Vrees voor afrekeningen

‘Wij, alawieten, hebben niemand die ons vertegenwoordigt in het nieuwe Syrië’

Dankzij Bashar al-Assad konden de alawieten in Syrië lange tijd boven hun gewicht boksen. Maar nu de dictator, zelf een alawiet, van de macht is verdreven, vrezen ze afrekeningen.

Journalist en schrijver Johannes Decat was onlangs op reportagereis in Syrië. Daar werkte hij voor MO* aan een aantal verhalen over het land dat net was ontwaakt uit het decennialange schrikbewind van de familie al-Assad. Kort na zijn terugkeer is Johannes onverwacht overleden. Dit is de laatste reportage die hij maakte.

In een strandbar op de dijk in Latakia, met een adembenemend uitzicht op de Middellandse Zee, klinkt luid ‘Jena Jena Jena’. In het liedje overloopt de iconische revolutiezanger Abdelbasset Sarout één voor één de steden die mee de kar van de revolutie spanden: Dara’a, Hama, Homs.

De laatste strofes gaan over de Syrische kustregio, het hartland van de alawieten. Zo’n 10% van de Syrische bevolking behoort tot deze religieuze groepering, zo ook de afgezette dictator Bashar al-Assad. ‘Zelfs het vrije volk van de kust bevestigt dat je zal vertrekken’, klinkt het door de luidsprekers.

De uitbater van de strandbar draagt een T-shirt met daarop de revolutionaire vlag met de drie rode sterren. Hij is net teruggekeerd uit wat hij zelf een lange ballingschap in Duitsland noemt. Zelf is hij geen alawiet. Het centrum van Latakia is de voorbije decennia gemengd geworden, in tegenstelling tot de buitenwijken en dorpen rondom de stad; die zijn vrijwel allemaal volledig alawitisch.

De val van Assad, in december vorig jaar, was voor het grootste deel van de Syriërs een triomf. Velen hebben familieleden die vastzaten in Assads foltercellen, als ze zelf al niet enkele weken tot jaren achter de tralies doorbrachten. De uitbater van de bar deelt de vreugde met zijn landgenoten. ‘Na 53 jaar zijn we eindelijk van de Assads verlost!’, roept hij over de luide muziek heen.

Hij wijst naar een jeep die voorbijrijdt. Er zitten mannen in, met zwarte stof over hun monden en met halflange baarden. Ze dragen de uniformen van Amn al-’Am, de veiligheidsdienst die in opdracht werkt van de regering van Ahmed al-Sharaa. De nieuwe Syrische leider is een oud-jihadist: hij vocht in Irak tegen de Amerikanen en behoorde tot de voorloper van Islamitische Staat, totdat hij zich van de terreurgroep afscheurde en er zich tegen afkeerde.

Je moet niet bang zijn voor hen’, zegt de caféhouder. Ze zijn hier om ons te beschermen en zorgen ervoor dat er niets gebeurt.’

Golf van sektarisch geweld

De feestelijke stemming aan de dijk staat in schril contrast met de sfeer die in Dodo hangt. Het drukbezochte café ligt net buiten het centrum van Latakia, in een gemengde wijk.

Dodo wordt gerund door Abdellateef Hussein, een alawiet van midden dertig. In tegenstelling tot vele andere alawieten is hij niet bang om zijn mond te openen. ‘Of ik nu wel of niet praat, ik kan op elk moment sterven. Dan kan ik maar beter de wereld vertellen wat er gebeurt.’

Op 6 maart werd de Syrische kustregio opgeschrikt door sektarisch geweld tegen alawitische burgers. Op 17 maart telde het Syrische Observatorium voor Mensenrechten al 1614 burgerdoden. Het deed vragen rijzen over de belofte van de nieuwe machthebbers dat minderheden niets te vrezen hebben in het nieuwe Syrië.

De aanvallen gebeurden grotendeels volgens hetzelfde stramien: gewapende mannen reden naar de voordeuren van burgers, vroegen of ze soenniet of alawiet waren, en vermoordden vervolgens de alawieten.

Wie achter deze moorden zit, blijft onduidelijk. Sommige bronnen hebben het over gewapende groepen gelinkt aan de huidige regering, andere hebben het over geheime cellen die banden zouden hebben met het Assad-netwerk.

Abdellateef wuift de geruchten weg. ‘Ik ken echt veel mensen. Niemand heeft mij ooit gezegd dat er iets op til was. Als er een plan zou zijn om terug te vechten, had ik dat gehoord.’

Na de machtswissel riep de nieuwe regering burgers en voormalige dienstplichtigen van het regime op om hun wapens in te leveren. In ruil werd amnestie en veiligheid beloofd. In de kustregio kwamen velen gehoorzaam opdagen. Ze leverden hun wapens in, lieten zich registreren en vertrouwden op de belofte van bescherming. Tegelijkertijd kondigden de nieuwe machthebbers aan dat ze alleen de ‘grote vissen’ van het oude regime zouden vervolgen.

Aanvankelijk stemde het Abdellateef hoopvol dat zovelen de oproep volgden. Maar die hoop heeft plaatsgemaakt voor angst. ‘Ik ben een alawiet, iedere soenniet kan mij nu doden. Zij hebben wapens. Wij niet meer. We hebben alles afgegeven.’

Alawieten onder Assad

De schrik voor afrekeningen zit er stevig in bij heel wat alawitische kustbewoners. Dat is niet de eerste keer. Voormalig president Hafez al-Assad en later zijn zoon Bashar bouwden hun regime deels op de angsten van de alawitische minderheid.

Historisch gezien was de alawitische gemeenschap achtergesteld. Hun geloof – een mengeling van sjiisme, soefisme en neoplatonisme – werd door orthodoxe islamitische geleerden als ketterij beschouwd, en ze werden in Ottomaanse tijden zelfs hun burgerrechten ontzegd.

Tot de twintigste eeuw leefden ze afgezonderd in arme bergdorpen aan de kust. Pas na 1920 begonnen alawieten te migreren naar steden, waar ze door armoede én door het beleid van het regime na de Baath-coup in 1963 disproportioneel opklommen binnen leger en veiligheidsdiensten.

De opkomst van Hafez al-Assad betekende een keerpunt. Sommige alawitische regio’s profiteerden, zoals Jableh, terwijl andere, zoals Tartous, achtergesteld bleven – een interne verdeeldheid die het regime gretig uitbuitte. Tegen 2011 was de meerderheid van alawieten afhankelijk van de staat voor werk, vooral in het leger en in de veiligheidsdiensten, wat hun loyaliteit versterkte.

In wijken als Mezze 86 woonden families die volledig draaiden op deze staatsstructuren. Assad maakte korte metten met elk alternatief machtscentrum binnen de gemeenschap: linkse of dissidente Baathisten werden onderdrukt, onafhankelijke religieuze leiders gevangengezet of monddood gemaakt.

Diepgewortelde angst

Toen in maart 2011 de revolutie uitbrak in Syrië, wist het regime deze angst opnieuw te mobiliseren. Met propaganda en sektarisch geweld wakkerde Bashar al-Assad de vrees aan voor wraakacties door soennieten. Zo werd het collectieve geheugen van eeuwenlange uitsluiting en marginalisering opnieuw geactiveerd.

Terwijl sommige revolutionairen vervielen in sektarische retoriek, maakte het regime er een berekende strategie van: soennitische dorpen werden collectief gestraft, terwijl alawitische en sjiitische gebieden bescherming kregen.

Voor velen binnen de alawitische gemeenschap bleef de trouw aan Assad geen keuze uit liefde, maar uit angst en gebrek aan een alternatief. Zoals dichteres Rasha Omran het verwoordde: De angst die het regime voedde was zo diepgeworteld, dat het idee van een Syrië zonder Assad voor velen onvoorstelbaar werd.’

Natuurlijk waren er uitzonderingen. Sommige alawieten spraken zich wél uit tegen het regime. Anderen, zoals Abdellateef, overwogen dat te doen, maar haakten uiteindelijk af. Ik wilde meedoen aan de protesten in 2011’, zegt hij. Er was een betoging in Baslebi. Nog voor ik aankwam, was er al een grote menigte. Mensen scandeerden: ‘‘De christenen naar Beiroet, de alawieten naar de doodskist.’’’

Ook de populaire revolutionaire zanger Abdelbasset al-Sarout, wiens muziek nog luid uit de speakers van Abdellateefs café in Latakia klonk, had liederen waarin hij opriep tot geweld tegen alawieten. ‘Heb geduld, alawieten, we komen jullie afslachten zonder akkoord’, zong hij. ‘En weet je wat? Het had nog een mooie melodie ook’, zegt Abdellateef, met een wrange glimlach.

Zijn verhaal vindt ook weerklank bij anderen. Zoals Wissam, een jonge alawiet die tijdens de oorlog van Aleppo naar Damascus vluchtte. Zijn huis was gebombardeerd, zijn familie kon de eindjes nauwelijks aan elkaar knopen. Hij probeerde zijn legerdienst te ontwijken, maar uiteindelijk werd hij toch opgepakt. ‘Het is niet wat je je erbij voorstelt, zegt hij. ‘Zelfs in het leger luisterden we naar anti-Assad-liedjes van Sarout.’

Op een avond hield hij alleen de wacht. Een troep wilde honden kwam op hem af. ‘Ik schoot en raakte er één. Dat was de eerste keer dat ik een ziel doodde. Ik voelde me ziek. Vanaf die dag deed ik alsof ik gek was telkens ik een wapen kreeg. Ik smeet het weg, begon te trillen. Uiteindelijk gaven ze me een bureaujob.’

Wissam telde de dagen tot zijn dienst erop zat. ‘De dag dat Assad viel, was ik net een maand vrij. Ik zag soldaten hun uniformen uittrekken en in de rivier gooien.’ Hij glimlacht. ‘Dat was de gelukkigste dag van mijn leven.’

Collectieve verantwoordelijkheid

Na veertien jaar oorlog en repressie snakken veel Syriërs naar gerechtigheid. Verzoening is noodzakelijk, daarover zijn alle intellectuelen die we spraken het roerend eens. De roep om solidariteit is luid, oprecht en dringend.

In dat kader publiceerde een groep Syrische activisten, schrijvers en journalisten op 17 april 2025 een open brief via het platform Al-Jumhuriya. Daarin veroordeelden zij onomwonden de wreedheden en bloedbaden tegen alawitische burgers in verschillende regio’s.

‘Wij verwerpen de collectieve vergelding tegen gemeenschappen, ongeacht hun identiteit of politieke positie. We beschouwen dit als een herhaling van de misdaden van het regime dat we vanaf het begin hebben bestreden.’

De brief werd ook ondertekend door mensen die jarenlang hebben geleden onder het Assad-regime. Hun oproep is helder: gerechtigheid en waarheid, maar ook bescherming voor elke burger, ongeacht zijn afkomst of overtuiging.

Tegelijk vinden sommigen dat er ook binnen de alawitische gemeenschap ruimte moet zijn voor zelfreflectie. Zonder erkenning van de collectieve verantwoordelijkheid die sommige alawieten droegen in het oude regime, zo stellen zij, zal Syrië niet duurzaam kunnen herstellen.

Anderen menen dat kunst een andere manier is om je tegen geweld uit te spreken. Neem nu de muzikant Sperektor. Hij woont vlak naast de wijk Sakanaat Qudsiya, ooit de thuisbasis van hoge officieren van het leger. Tegenwoordig verlaat hij nog zelden zijn huis.

‘Als je een volgende keer langskomt,’ zegt hij, ‘zal die extreme ideologie verdwenen zijn. Dan kan ik je het echte, mooie Syrië laten zien.’

Ook in zijn buurt, waar veel alawieten wonen, is het onrustig. Aan controleposten worden vragen gesteld: ‘Wat is je religie?’. Voor veel Syriërs wordt de alawitische leer niet als islamitisch erkend. Die stigmatisering is levensgevaarlijk.

Ook na de grote geweldcampagne tegen de alawieten in maart blijven incidenten zich voordoen. In Mezze, bijvoorbeeld, verdwijnen mensen bij controleposten. En Sperektors vriend Mahmoud wijst op een geparkeerde auto met veiligheidsagenten erin. ‘Dat was de auto van een vriend van me. De soldaten van Amn el-Am namen hem in beslag.’

Onderzoekscommissie

De nieuwe regering zit zelf verveeld met de afrekeningen. De beschuldiging dat sommige daders misdaden pleegden in het uniform van nationale veiligheidstroepen hangt als een donkere wolk boven de huidige autoriteiten. In maart richtte de regering een onafhankelijke onderzoekscommissie op die de schuldigen van de bloedbaden moet aanwijzen. Maar die onafhankelijkheid wordt door velen betwist.

‘Plots was die commissie daar’, schampert Abdellateef. ‘Aangekondigd via Telegram, letterlijk een uur voor de start. Slechts één alawiet werd uitgenodigd: Nidaa Mishri. Maar kijk wat mensen over haar zeggen. Ze wordt uitgescholden, bespot. Ze was een aanhanger van Bashar al-Assad, nu dient ze al-Sharaa. Niemand verdraagt haar.’

‘Wij, alawieten, hebben niemand die ons vertegenwoordigt. Geef ons een professor, een stem van redelijkheid. Maar alles moet religieus worden gekaderd. Ik wil niet luisteren naar een sjeik die onzin verkoopt.’

Volgens Abdellateef is de klus voor de onderzoekscommissie zo geklaard. Hij laat een video zien die hij zelf monteerde en voorzag van dramatische muziek. Het toont een huis in Barasbshbo, een dorp in de bergen boven Latakia. Daar werden op 9 maart volgens de Britse ngo The Next Century Foundation 45 mensen uit de alawitische gemeenschap vermoord. Een vrouw schreeuwt oncontroleerbaar. Haar hele familie is net uitgemoord, legt Abdellateef uit.

‘Al deze moorden hebben de daders zelf gefilmd. Het onderzoek is niet moeilijk. De bewijzen liggen voor het grijpen. Alles wordt je op een zilveren dienblad aangeboden.’

Hij somt op: ‘De Facebookpagina’s. De archieven. De video’s. Ze zijn er nog. Onweerlegbaar. Wie het wil verifiëren, moet gewoon naar het dorp gaan en met de mensen spreken. Maar op sommige plekken zijn geen overlevenden meer. Er is niemand meer over om je te vertellen wat er gebeurd is.’

Dan wordt hij stil. Hij fluistert: ‘Ik zie geen reden om hoopvol te zijn. Dit gaat eindigen in een zuivering. Een echte zuivering. Iedereen die alawiet is, wordt vermoord. Ze willen ons uitroeien. Een genocide.’

Alcoholverbod

De stilte wordt verbroken door tumult op straat. ‘Zie je daar die wagen van de veiligheidsdiensten Amn al-’Am rijden? (wijst naar buiten) Zogezegd om orde te brengen. Alleen al het geluid jaagt me angst aan. Ik run een bar met alcohol, ik ben dus een ongelovige. Ze zeggen dat ik oproep tot zonde en verdorvenheid. Dat is wat zij ervan maken, terwijl velen van hen hier vroeger kwamen drinken.’

Hij zucht. ‘Wat is er mis met deze plek? Is hier iets illegaals aan de hand? Ze sluiten je winkel zonder reden. Zomaar. Vlakbij ging een winkel dicht, zonder uitleg. De eigenaar zei: “Niemand heeft gezegd dat drank verboden is.” Maar bij een andere winkel, iets verderop, schoten ze de hele vitrine aan diggelen. Ratatatata — alles kapot. Waarom? Omdat de winkel drank verkocht.’

Plots wijst hij op een lege stoel in de bar. Op die plek zat zijn vriend Jafar. Die verdween op 6 maart. ‘Hij bevond zich in de buurt van de Tashreen Universiteit van Latakia. Gewapende mannen in het uniform van Amn al-’Am namen hem mee. Sindsdien hoorden we niets meer van hem.’

Een andere klant in het café roert zich in het gesprek. ‘Ken je het verhaal van Umm Ayman? Ze hebben haar twee zonen en haar kleinzoon vermoord in Ayn al-’Arous, een kustdorp net ten zuiden van Latakia. Hij laat een video zien. De daders van de slachtpartij filmen de vrouw naast de levenloze lichamen, terwijl ze zeggen dat ze nog meer alawieten willen vermoorden. ‘Jullie zijn begonnen,’ roept de persoon achter de camera naar de vrouw. ‘We gaven jullie veiligheid, maar je zonen hebben ons verraden.’

In het dorp werden die dag 86 mensen van de alawitische gemeenschap vermoord, blijkt uit documentatie van The Next Century Foundation. ‘Er bleef niemand meer over om hen te begraven. Dus Umm Ayman bleef drie dagen naast de lichamen van haar zonen en kleinzoon zitten, zodat de honden hen niet zouden opeten.’

Smeekbeden

Plots komt een man het café binnengewandeld. Zijn telefoon staat roodgloeiend. Een eindeloze stroom meldingen. Zonder aarzeling toont hij ons het scherm: berichten vol smeekbeden om hulp, foto’s van afbladderende muren, verkoolde meubels. 

Sokraat is de oprichter van Fareeq Sokraat al-Tatawwu‘a, een vrijwilligersgroep die sinds 14 maart slachtoffers van het geweld in de kuststreek helpt. ‘We zijn met 40 vrijwilligers: 20 mannen, 20 vrouwen, van verschillende sektes.’ Inmiddels heeft zijn team naar eigen schatting meer dan 1500 mensen geholpen. Alles documenteert hij op sociale media, waar zijn video’s miljoenen keren zijn bekeken.

‘Het is voor het eerst dat hij hier komt sinds de slachtpartijen in maart’, zegt Abdullateef. Sokraat oogt vermoeid. Hij leeft op twee uur slaap per nacht. De rest van de tijd rijdt hij van dorp naar dorp. ‘We hebben vandaag 5 huizen verkocht. We brengen matrassen, gasvuurtjes, medicijnen. Soms vervoeren we ook lichamen, zodat families hen kunnen begraven.’

Politieke gesprekken mijdt hij. Alleen over het humanitaire werk wil hij praten. Over een kind dat stierf omdat het bij een checkpoint werd tegengehouden. Over een vrouw uit Jableh die haar 6 kinderen verloor. ‘Ze schreeuwde 24 uur lang, zonder onderbreking. Ze leeft in pure hysterie.’

Of hij bang is? ‘Elke dag’, zegt Sokraat. ‘We weten nooit wie in die auto’s zit, wie ons volgt.’ Hij is alawiet, net zoals velen van de slachtoffers. ‘Ik heb vrienden van alle strekkingen. We leven al duizend jaar samen. Maar dit geweld is tegen iedereen gericht.’ Van de nieuwe regering heeft hij nog geen hulp ontvangen. ‘Als ze een samenwerking voorstelt, gaan we daar zeker op in’, besluit hij. 

En even snel als hij gekomen is, verdwijnt Sokraat weer. 

Word proMO*

Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.

Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.

Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.

Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.

Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief

Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.

Per maand

€4,60

Betaal maandelijks via domiciliëring.

Meest gekozen

Per jaar

€60

Betaal jaarlijks via domiciliëring.

Voor één jaar

€65

Betaal voor één jaar.

Ben je al proMO*

Log dan hier in